PERS: Artikel Pariksha Magazine’s Janey Tetary

“Ingang van het projectiel aan het achterhoofdsbeen aan de rechterzijde door hersenmassa en uitgetreden aan de linkerbovenkaak een centimeter naar buiten van de linker neusvleugel. Onmiddellijke oorzaak van den dood: hersenverwonding”.

Doodgeschoten. Executiestijl. Zonder proces. Door een militair. Op een afstand van 1 meter. Door het achterhoofd. Met welke rechtvaardiging? Omdat ze niet mocht opkomen voor haar rechten; haar recht op een eerlijke beloning, haar recht om als een mens behandeld te worden, haar recht om niet op wrede wijze gestraft te worden, haar recht op goede huisvesting en gezondheidszorg. Vermoord. En ja, het is een zij.

Janey Tetary heet ze. Ze woont in India, in het dorp Moniar, in het district Patna. Ze is een korte dame van 1,46 meter, heeft een prachtige bruine huidskleur en een gezwel boven haar rechteroog. Ze wordt op jonge leeftijd verstoten door haar man. In India is haar leven zwaar als verstoten vrouw, want haar gemeenschap accepteert haar niet en ze heeft niemand om voor haar te zorgen of om haar te beschermen. Om toch nog aan wat geld te komen, doet ze schoonmaakwerk. Maar dit geld is niet voldoende om een menswaardig bestaan op te kunnen bouwen.

Op een dag ontmoet ze in haar dorp een werver, een arkatia. De arkatia vertelt haar dat ze in de kolonie Suriname een nieuw en beter leven kan opbouwen. Hij belooft haar een baan bij de overheid, de sarkar, waar ze geen zwaar werk zal hoeven verrichten en goed betaald zal krijgen. Met weinig tot geen toekomstperspectief, klinkt het verhaal van de arkatia veelbelovend in haar oren. Hij weet haar over te halen om te migreren. Ze gaat met hem mee naar het sub-depot voor de kolonie Suriname en vervolgens naar de politiepost om geregistreerd te worden als migrant. Op 11 september 1880 is het zover. De 24-jarige Tetary stapt op het Engelse schip Aisla II en verlaat India en alles wat haar vertrouwd is om te beginnen aan een lange reis naar een onbekende bestemming en een onbekende toekomst.

Het schip is helemaal volgepakt met migranten en de reis is lang. Tot overmaat van ramp breekt er ook nog een epidemie van mazelen uit. Dit is niet hoe Tetary en haar mede-migranten zich hadden voorgesteld dat het zou gaan. Haar mede-migranten zijn angstig en gedesillusioneerd. Tetary vindt het ook eng, maar laat zich niet uit het veld slaan. Ze helpt de zieken verzorgen en spreekt degenen die het niet meer zien zitten moed in. Na een lange reis, van bijna 2,5 maand, komt Janey Tetary op 26 november 1880 met de andere migranten van de Aisla II eindelijk aan in Suriname.

Bij aankomst heeft Tetary niet veel tijd om te zien waar ze terecht is gekomen. Haar is een baan bij de sarkar beloofd, maar die belofte wordt niet waargemaakt: ze wordt toegewezen aan en direct meegenomen naar plantage Zorg en Hoop. Hoeveel mede-migranten van de Aisla II gaat ze nog terugzien? Ze weet het niet. Op haar contract wordt gezet dat de startdatum 26 november 1880 is, dus dezelfde dag van haar aankomst. Ze wordt naar de plantage gebract – wat een 858 hectare grote suikerplantage blijkt te zijn! In niets lijkt dit op werken bij de sakar.

Ze wordt gehuisvest in wat de koelielines genoemd wordt. Het zijn de voormalige slavenverblijven, waar het ‘s nachts onhoudbaar is vanwege alle muskieten en mampieren, en waar de woningen ernstige gebreken vertonen. En dan begint het. De migranten worden aan het werk gezet op de plantage. Ze moeten hele zware plantagetaken uitvoeren, ongeacht of je man of vrouw bent. Onder alle migranten, man en vrouw, ontstaat er na verloop van tijd veel frustratie, machteloosheid en woede, omdat de werktaken ver boven het menselijk vermogen uitgaan. Tetary laat dit dan ook niet over haar kant gaan en spreekt de sardars, de opzichters, aan wanneer deze de vrouwen te zware taken geven of de vrouwen grof behandelen. Tetary is onder de vrouwen dan ook de ‘go-to’ person wanneer ze in de problemen zitten.

Dan is er nog een ander probleem, namelijk dat de administrateuren bewust weglaten welk werk de migranten doen, waardoor niet herleid kan worden hoeveel ze betaald moeten krijgen. De migranten worden dus niet alleen zwaar overwerkt, maar ook nog eens onderbetaald. En als ze hun terechte bezwaren aanvoeren, worden ze niet gehoord – maar mishandeld of in de gevangenis gegooid. De combinatie van overwerkt zijn, onderbetaald worden en mishandeld worden, maakt dat de migranten lichamelijk snel achteruitgaan. Het weinige geld maakt dat ze onvoldoende eten kunnen kopen en dus helemaal niet op krachten kunnen komen. Het is een hele nare, vicieuze cirkel, waar het onmogelijk lijkt om uit te komen. En in deze zelfde vicieuze cirkel zit Radhia.

Radhia, een hindoevrouw, is bevriend met Tetary, die zelf een moslima is. Radhia komt met haar verhaal naar Tetary. Radhia is namelijk zo wanhopig dat ze zichzelf prostitueert voor een beetje eten of geld, omdat ze honger lijdt en daardoor verzwakt en ziek is. Daardoor kan ze de zware plantagetaken niet aan en krijgt zo weer weinig tot niet betaald, waardoor ze geen of onvoldoende geld heeft om eten te kunnen kopen. De nare, vicieuze cirkel. Dat haar situatie zeer ernstig is, blijkt uit dat Radhia niet lang daarna overlijdt. Ze laat een baby achter – Soomaria. Omdat Radhia een prostituee was, wil niemand zich over haar baby ontfermen, maar Tetary denkt er niet twee keer over na, en adopteert als moslima deze hindoebaby. Tetary staat voor waar ze in gelooft en handelt ernaar, ongeacht de consequenties. En de consequenties zijn zwaar, want nu heeft ze een extra mondje te voeden, terwijl ze zelf ook nog een klein kindje heeft, zwaar overwerkt wordt en onderbetaald krijgt.

Alsof alle externe factoren nog niet voldoende zijn, is er ook onder de migranten onderling een strijd te voeren voor respect en gelijkheid. De Hindostaanse mannen verwachten namelijk dat hun vrouwen het huishouden doen en voor de kinderen zorgen, ondanks dat hun vrouwen net zo hard als zij in het veld werken. Tetary is dan ook niet bang om de Hindostaanse mannen aan te spreken op hun gedrag en zegt tegen de Hindostaanse mannen dat zij hun vrouwen moeten helpen in de huishoudelijke taken, omdat het al zwaar genoeg is dat ze allemaal onderdrukt worden door de opzichters. En wanneer je denkt dat het niet erger kan, gebeurt het volgende. Door de ziekte en dood van vele migranten, besluit de gezagvoerder van plantage Zorg en Hoop, net als een hele hoop andere gezagvoerders van andere plantages, dat het de schuld van de migranten – die zij met de neerbuigende term koelies omschrijven – is dat ze zo ziek zijn en doodgaan. Over blaming the victim gesproken! Dus werd in plaats van te werken aan het verbeteren van de leefomstandigheden van de Hindostaanse migrant, wordt aan de Minister van Koloniën gevraagd of ze de migranten wreder mochten straffen. En, ongelooflijk maar waar, werd dit verzoek toegestaan!

Op basis van dat de migranten voor lui, onbetrouwbaar, leugenachtig en onverschillig worden uitgemaakt, worden ze nu wreder gestraft dan ooit. Dat de zware plantagetaken onmogelijk zijn om uit te voeren, bestaat niet in de belevingswereld van de gezagvoerders van de plantages. De frustratie, machteloosheid en woede onder de migranten wordt steeds erger. Tetary ziet dit allemaal gebeuren in de bijna 4 jaar dat ze nu op de plantage werkt. Op de plantage is het gesprek dat Ramjan zo erg is gestraft met de kromboei en de houten knevel van 39 cm lang en 2,75 cm dik, dat hij niet kon eten toen die knevel werd verwijderd. En dat met hem nog 6 andere mannen, waaronder Ramjanee, gevangen zaten van 18 juli tot en met 30 augustus 1884.

Ramjanee heeft er genoeg van. Hij is woedend en gefrustreerd over de manier waarop hij en zijn mede- migranten behandeld worden. Op 23 september 1884 doet hij met een aantal migranten weer hun beklag bij Currie, een van de administrateuren van plantage Zorg en Hoop. Die negeert hun klachten, net als opzichter Knott. Deze heeft de migranten al vaker weggestuurd met hun klachten; of ze met de vuist in het gezicht geslagen en ze laten mishandelen en opsluiten.

Op 24 september 1884, wanneer Knott zijn ronde over de plantage doet, keurt hij de werktaken van de migranten af en zegt dat ze harder moeten werken. Nu is voor de migranten de maat vol. Ramjanee, Sahdew, Kedum en Milall vallen Knott aan. Met suikerriet en stokken slaan ze hem en hij valt bewusteloos in het water van een trens. Hoewel ze zelf zwaar waren mishandeld over de afgelopen jaren, op een nog veel wredere wijze, konden Ramjanee, Sahdew, Kedum en Milall het toch niet over hun hart verkrijgen om Knott dood te laten gaan in de trens. Ze halen hem eruit en leggen hem op het droge. Een gezagvoerder hoort van het incident en komt aangesneld met een aantal vrije arbeiders – geen migranten – om Knott mee te nemen voor medische behandeling. De gezagvoerder is bang geworden van de woedende menigte; en omdat de migranten in de meerderheid zijn, stuurt hij een spoedbericht naar de districtscommissaris Fernandes. De gezagvoerder is terecht bang. Hij kan het geraas en getier horen vanuit de koelielines, wat erg onheilspellend klonk, zo omschrijft hij aan de districtscommissaris. De Hindostaanse migranten hebben besloten dat het genoeg is. Ze laten zich niet meer de wet voorschrijven, overwerken en mishandelen. Niemand had ze verteld toen ze geworven werden in India dat ze doodgewerkt zouden worden; en voor het minste of geringste vreselijk mishandeld konden worden. Dit stond niet in hun contract. Ze zijn voorgelogen. En zelfs het weinige rooskleurige dat er wel in het contract stond om hen te misleiden om mee te gaan naar Suriname, zoals de bepaling over hun loon, wordt niet nageleefd. Waarom zouden zij dan dit alles moeten pikken?

Op 25 september 1884 vraagt de districtscommissaris om uitlevering van de mannen die Knott hebben aangevallen. De migranten weigeren echter om Ramjanee, Sahdew, Kedum en Milall uit te leveren. Na vier keer dit verzoek gesommeerd te hebben vanuit zijn kantoor, zonder dat er naar hem wordt geluisterd, besluit de districtscommissaris zelf de verdachten te gaan halen. Wanneer hij op Zorg en Hoop aankomt, gaat hij naar de koelielines en praat hij met de woedende menigte onder leiding van Ramjanee.

Ramjanee zegt tegen Fernandes dat hij hem niets zal aandoen als hij alleen, zonder gewapende manschappen, naar hen toekomt en met hen meegaat om de vreselijke en onmenselijke omstandigheden waaronder ze moeten werken te inspecteren en hun bezwaren aan te horen. Fernandes is echter alleen maar geïnteresseerd in de uitlevering van de verdachten die Knott hebben aangevallen en gaat niet in op het verzoek van Ramjanee. Een enkele mishandelde opzichter was blijkbaar belangrijker dan honderden mishandelde migranten.

Na 5 uur onderhandelen, waarbij dat wat Ramjanee vraagt genegeerd wordt, zegt Ramjanee dat Fernandes hen verveelt, ze niet meer met hem willen praten en dat ze hem zullen slaan en zelfs vermoorden als hij niet heel snel weggaat bij de koelielines. Fernandes maakt zich uit de voeten. Maar niet voor hij de bedreiging uit dat ze 24 uur hebben om zich te bedenken en er anders zware straffen zullen volgen. Diezelfde avond vertrekt hij naar Paramaribo om de gouverneur persoonlijk op de hoogte te stellen. De gouverneur stuurt een brief naar de Minister van Koloniën, dat hij gewapende troepen wilt sturen naar plantage Zorg en Hoop.

Zo gezegd, zo gedaan. Op 26 september 1884 komen de troepen aan; 57 man sterk en gewapend. Fernandes overlegt met de gezagvoerder over de situatie en daarna met de luitenant van de troepen, Luitenant Van Pesch. Ramjanee beseft dat het menens is, maar hij en zijn mannen zijn strijdvaardiger dan ooit. En hij laat het er niet bij. Hij gaat naar Tetary en vraagt haar de vrouwen te mobiliseren en alles wat ze kunnen vinden dat als wapen kan dienen te verzamelen.

Tetary en de vrouwen verzamelen kapmessen, stukken steen, rotsblokken, flessen. Nu zijn ze gereed. Ramjanee, Tetary, de mannen en de vrouwen, ongeveer 130 man sterk en allemaal strijdvaardiger dan ooit.

Van Pesch besluit om de migranten in te sluiten en ze zo te dwingen tot overgave. Ramjanee ziet dit gebeuren en verdeelt zijn mankrachten en vrouwkrachten net zo strategisch als de troepen dat gedaan hebben. Hij rent heen en weer tussen zijn manschappen om instructies te geven en ze te verspreiden in meerdere groepen en op strategische punten, zodat de migranten niet ingesloten zouden raken.

De eerste aanval is bij de ingang van de koelielines, waar 8 militairen zijn die proberen de menigte op te drijven. Terwijl ze 1 voor 1 de trens over proberen te gaan over een balk om zo bij de koelielines te komen, worden ze aangevallen door een woedende groep van 15 man die met stokken en stenen en houwers op ze afkomt. Door de felheid van de menigte trekken de militairen zich terug. Pas nadat ze schieten en er enkele doden vallen, wijkt de menigte.

De tweede aanval is aan de rechterkant. Ramjanee had hierop geanticipeerd en daarom Tetary gevraagd de rechterkant te verdedigen. De vrouwen vallen zo fel aan dat de militairen schrikken. De mannen schieten de vrouwen te hulp en ze gooien met stokken en stenen en flessen naar de militairen. Het ontaardt in een man tegen man gevecht, waarin de vrouwen net zo hard en fel strijden als de mannen. Tetary probeert met een aantal vrouwen om de militairen heen te trekken om hen vervolgens in de rug te kunnen aanvallen en ze zo te dwingen om op te houden met schieten. Ramjanee waarschuwt haar dat niet te doen, maar strijdvaardig en moedig als ze is, doet ze het toch. Korporaal Knoops doorziet dit en stuurt enkele militairen naar de rechtervleugel. Tetary heeft net een met water gevulde stoop naar Knoops gegooid en is gefocust op de militairen voor haar, als een sluipschutter zijn kans grijpt en haar vanuit de bosjes achter haar, op een afstand van een meter, door het hoofd schiet.

Ramjanee vangt haar op, nadat ze door de kogel getroffen is, legt haar zachtjes neer en schreeuwt: ‘Harami ke pillah, awa, himmat hai to awa!’ (Bastaard, kom maar op als je lef hebt). De strijd wordt feller. De militairen worden geraakt en raken (licht)gewond, maar omdat ze zwaarder bewapend zijn, kunnen ze tot de linies van de migranten doordringen. Ze executeren alle leiders van dichtbij. Geschokt door de gruwelijke executies van hun leiders en de ware slachtpartij die door de militairen wordt aangericht onder de migranten, ontstaat er een moment van onzekerheid en paniek. Sommigen blijven doorstrijden, anderen beginnen te wijken. De militairen besluiten dan een front om te vormen om iedereen die zich blijft verzetten te executeren. De migranten wijken terug en het verzet is gebroken. Zo komt er een einde aan de opstand op Zorg en Hoop, die aan verscheidene migranten het leven heeft gekost.

Volgens Barnet Lyon, waarnemend Agent Generaal tijdens de opstand, zijn de migranten zelf de oorzaak van de opstand en daarmee zijn de doden hun eigen schuld, terwijl nota bene hij de opdracht heeft gegeven tot het gebruiken van geweld tegen de migranten! “Zij lieten zich namelijk gemakkelijk overreden en ophitsen door enkele belhamels, zoals Ramjanee. Deze belhamels wilden obstructie plegen tegen de bestaande plantagediscipline: voor minder werk meer geld verdienen. Aangezien zij grote invloed uitoefenden op de migranten, konden deze oproerkraaiers de migranten gemakkelijk naar hun hand zetten. Daarom was het van groot belang om de opruiers van migranten zo snel mogelijk uit te schakelen. Desnoods met bruut geweld.”

Anno 2017 staat er een borstbeeld van Barnet Lyon in Paramaribo, Suriname met een plakkaat waarop hij geroemd wordt voor de manier waarop hij is opgekomen voor de rechten van de Hindostaanse migranten, terwijl letterlijk uit de archieven blijkt dat hij verantwoordelijk is voor de dood van diezelfde Hindostaanse migranten! Janey Tetary daarentegen,is de echte heldin en de verpersoonlijking van het verzet van de Hindostaanse migranten tegen het kolonialisme. Zij is een leider, een strijder en een stem voor degenen die geen stem hadden of dachten dat ze nooit meer gehoord zouden worden. Tetary gelooft in gelijkheid van man en vrouw, maakt geen onderscheid in religie en veroordeelt niemand om zijn of haar daden. Ze heeft met haar leven betaald voor het hebben van een stem en het opkomen voor haar medemens en vrouwen in het bijzonder.

Haar verhaal, ons verhaal, het verhaal van alle onderdrukte volkeren, is verzwegen, maar nu niet meer, want hier hebben we kennis gemaakt met een legendarische vrouw. In 1884 heeft zij ons een stem gegeven en in 2017 willen wij haar een stem geven door het borstbeeld van Barnet Lyon in Paramaribo te vervangen door het borstbeeld van Tetary, onze echte heldin. Jij kan daar ook deel van uitmaken door te doneren op www.tetary.org, zodat wij in 2017, 133 jaar later, het borstbeeld van Tetary kunnen onthullen en de nagedachtenis van een onze echte, eigen heldin in stand kunnen houden.


i De informatie over Tetary is afkomstig uit het boek “Tetary – de koppige. Het verzet van Hindoestanen tegen het Indentured Labour System in Suriname, 1873-1916” van Dr. Radjinder Bhagwanbali.
ii Een brief van de Agent Generaal aan de Gouverneur van Suriname, 15 januari 1885 in Ministerie van Koloniën 1850 – 1900; Resolutien 14 – 17 februari 1885; Inv. nr 3832. [R. Bhagwanbali (2011): Tetary – de koppige. Amrit. Den Haag, p. 99].